BTL

DE BOND TEGEN LEENWOORDEN

Waarom BTL?
Woordenboek
Webschakels
Stuur ons netpost

Het BTL vertaalwoordenboek
Geld


Sinds 2002 betalen wij in ons taalgebied met een andere munt, de euro. Welke invloed deze nieuwe penning op ons taalgebruik zal hebben, is vooralsnog onbekend. Twee mogelijkheden zijn echter niet uit te sluiten:

Het zal u niet verbazen dat de Bond tegen Leenwoorden vooral vreest voor de tweede mogelijkheid. Het is dan ook zaak, zo snel mogelijk te zorgen voor aanvaardbare benamingen voor onze nieuwe munten.

Bij dezen willen wij een reeks namen voor de euromunten voorstellen, die gegrond zijn op oude muntnamen in de Nederlandse taal. Het verlies van onze gulden kan nog enigszins worden goedgemaakt door onze oude naamgeving te handhaven, dan wel in ere te herstellen.

1 mijt€ 0,01. Deze munt zal waarschijnlijk door het leven gaan als ‘cent’. In het oude Nederlandse muntstelsel werd echter het woord ‘mijt’ gebruikt voor de kleinste penning, van gemiddeld 1/48 stuiver. Een afleiding in wat ouder Nederlands is het woord ‘splijtemijt’, een vrek.
Het woord ‘mijt’ is afgeleid van het Oudgermaanse werkwoord *maitan, dat ‘snijden’ betekent; een mijt is dan oorspronkelijk een klein, afgesneden stukje metaal.
Grappig is dat dit Nederlandse woord in het Frans is geleend, en daar voortleeft in het woord mitraille, dat ‘schroot’ betekent (vergelijk ook mitrailleur). Nog grappiger is het, dat het woord mitraille ook wel gebruikt wordt voor ‘kleingeld’, waarmee de herkomstkundige kring rond is.

1 oord€ 0,02. Voor deze penning stelt de Bond het woord ‘oord’ voor. Een oord was oorspronkelijk een vierde stuiver, waarbij ‘oord’ ook boekstaaflijk ‘vierde deel’ betekent. In Zuid-Nederland betekende het woord ‘twee centiemen’. In het hedendaagse spraakgebruik bestaat het woord nog in de uitdrukking ‘zijn laatste oordje versnoept hebben’.

1 stuiver€ 0,05. Het lijdt geen twijfel dat deze munt, die vroeger de grondslag was van ons muntstelsel, ook in de toekomst als ‘stuiver’ door het leven zal blijven gaan.

1 dubbeltje€ 0,10. Ook deze munt zal ongetwijfeld de oude naam ‘dubbeltje’ behouden.

1 vlieger€ 0,20. Een geldstuk ter waarde van vier stuivers hebben we de laatste tijd niet meer gekend. Toch heeft zo’n penning vroeger bestaan. In ieder geval waren in Groningen zulke geldstukken bekend, en wel onder de naam ‘vliegers’, waarschijnlijk vernoemd naar de adelaar die op deze geldstukken was afgebeeld. Aangezien de nieuwe munt dezelfde waarde vertegenwoordigt, ligt het het meest voor de hand deze oude naam herin te voeren.
Een tweede mogelijkheid is het woord ‘flab(be)’. Onder deze naam waren in Groningen en in Deventer ooit munten ter waarde van vier stuivers bekend.

1 schelling€ 0,50. Ook een geldstuk van een halve gulden hebben we al lang niet meer, terwijl ook de ‘halve gulden’ vroeger een eigen naam moest ontberen. De Bond stelt voor hiervoor weer het woord ‘schelling’ te gaan gebruiken. Deze munt – die vroeger erg algemeen was, getuigen de Engelse en Duitse benamingen shilling en Schilling – had ooit een waarde van zes stuivers, en komt daarmee dicht bij de nieuwe waarde.

1 daalder€ 1,00. Deze penning zal hoogstwaarschijnlijk in de volksmond ‘euro’ gaan heten, een niet bijster oorspronkelijke en vindingrijke benaming. De Bond is voorstander van een meer ‘eigen’ benaming, waarbij helaas de naam ‘gulden’ afvalt, omdat de twee hoofdmuntsoorten toch van elkaar onderscheiden moeten kunnen worden. De meest geschikte keuze lijkt ons de ‘daalder’. De daalder wordt daarmee de Avondlandse (Europese) tegenhanger van de Amerikaanse dollar; zoals dollar de verengelsing is van het oorspronkelijke Duitse woord Taler, zo is ‘daalder’ de aloude Nederlandse navolging van dat woord. Met deze naamgeving kan ook de oude slagzin „Op de markt is je gulden een daalder waard” blijven bestaan.

1 rijder€ 2,00. Het grootste van onze nieuwe geldstukken. Ook voor een munt van twee gulden is, voor zover wij weten, nooit een naam geweest. Wij stellen voor deze penning de ‘rijder’ te noemen. Deze munt gaat terug tot de middeleeuwen, en is van steeds wisselende waarde geweest. Wel was de rijder vaak bij uitstek een grote munt, vaak zelfs uitgevoerd in het goud. Dit laatste maakt ‘rijder’ tot een waardige benaming voor de grootste onzer munten.

Terug naar BTL Thuisblad Terug naar Inhoudsopgave