BTL

DE BOND TEGEN LEENWOORDEN

Waarom BTL?
Woordenboek
Webschakels
Stuur ons netpost

Het BTL vertaalwoordenboek
De boekstaaf S


sabbat (m.; -ten) [<Latijn sabbatum <Grieks sabbaton <Hebreeuws sjabbat], 1 wijdag [van ‘wij-’ = heilig].

sacharose (v.), 1 rietsuiker.

Sagitta, zie het onderwerpblad sterrenkunde.

Sagittarius, zie het onderwerpblad sterrenkunde.

salade (v.; -n of -s) [Frans, oorspronkelijk gezouten], 1 groentegerecht dat doorgaans koud gegeten wordt  »  koumoes [gevormd naar het voorbeeld van warmoes, 'gekookte groente'].

sarcasme (o.) [<Latijn sarcasmos < Grieks sarkasmos], 1 guicheling [Middelnederlands guichelen (honen, spotten)].

satelliet (m.; -en) [<Frans satellite], 1 hemellichaam dat een ander, waarom het zich beweegt, op zijn baan vergezelt  »  maan, wachter; 2 kunstmatige satelliet (1)  »  kunstmaan.

saus (v.; sauzen) [<Frans sauce <Latijn salsa (zout (bn.))], 1 doop [verouderd woord met de betekenis saus; het Engelse woord dope is hiervan afgeleid].

scannen (overgankelijk ww.) [Engels scan], 1 aftasten, (computertaal) aflichten; 2 (geneeskunde) doorlichten.

scanner (m.; -s) [Engels], 1 (in het algemeen) aftaster; 2 (radio) kanaalzoeker, zenderzoeker; 3 (computertaal) bladschouwer, aflichter; 4 (geneeskunde) doorlichter.

school (v.; scholen) [<Latijn schola <Grieks skola], 1 leerhuis.

Scorpius, zie het onderwerpblad sterrenkunde.

scrabble (m.) [Engels], 1 kruiswoordbord [met -bord zoals in ganzenbord].

scrollen (onovergankelijk ww.) [<Engels scroll], 1 beeldrollen.

Sculptor, zie het onderwerpblad sterrenkunde.

sculptuur (v.; sculpturen) [<Frans sculpture], 1 beeldhouwkunst; 2 beeldhouwwerk.

Scutum, zie het onderwerpblad sterrenkunde.

seconde (v.; -n of -s) [Frans], 1 zestigste deel van een minuut  »  tel.

secretaris (m.; -sen) [Latijn, 'geheimschrijver'], 1 vedervoerder [verdere vertaling van het reeds bestaande penvoerder].

sector (m.; -en) [Latijn, van secare (snijden)], 1 wiskundig, deel van een cirkel  »  kringsnede; deel van een bol  »  bolsnede; 2 economische sector  »  bedrijfssnede (al dan niet onderscheiden van branche  »  bedrijfstak].

seismologie (v.) [van Grieks seismos (aardbeving) + -logia (verhandeling)], 1 aardbeefkunde.

seismologisch (bn.), 1 aardbeefkundig.

seismoloog (m.; seismologen), 1 aardbeefkundige.

seizoen (o.; -en) [<Frans saison], 1 jaargetijde, jaartij.

sekse (v.; -n) [<Frans sexe], 1 geslacht, kunne.

seksuologie (v.), 1 geslachtskunde.

seksuologisch (bn.), 1 geslachtskundig.

seksuoloog (m.; seksuologen), 1 geslachtskundige.

selectie (v.; -s) [<Frans sélection], 1 keuze, uitkeur.

selenium (o.), zie het onderwerpblad scheikunde.

semantiek (v.) [<Frans sémantique, gevormd van Grieks sèmantikos (betekenisvol)], 1 betekenisleer.

semi-permeabel (bn.), 1 halfdoorlatend.

sensatie (v.; -s) [<Frans sensation, Latijn sensatio], 1 zinraking [verouderd woord].

separatisme (o.), 1 afscheidingszin, afscheidingsstreven.

separatist (m.; -en), 1 afscheidingsstrever, afscheidingsgezinde.

seponeren (ww.) [<Latijn seponere (terzijde leggen)], 1 terzijde leggen.

seponering (o.; -en), 1 terzijdelegging.

sepot (o.; -s), 1 terzijdelegging.

september (m.; geen meervoud) [<Latijn Mensis September (zevende maand)], 1 herfstmaand.

sequentieel (bn.) [<Frans séquentiel], 1 opeenvolgend, volgmatig.

serendipiteit (v.) [<Engels serendipity, een woord gevormd door Horace Walpole in zijn verhaal ”The Three Princes of Serendip”, waarin Serendip de naam voor Sri Lanka is], 1 het ontdekken van iets bijzonders of waardevols, terwijl men daar niet naar op zoek is; de gave om op deze wijze iets waardevols te ontdekken  »  lotsvondst, lotsvondigheid.

sergeant (m.; -en of -s) [<Oudfrans sergent], 1 weifel [een verouderd woord, vergelijk Hoogduits Webel].

sergeant (m.; -en) [<Oudfrans serre-joints], 1 lijmklem, lijmschroef.

serie (v.; -s) [<Frans série], 1 (in alle betekenissen) reeks.

sering (v.; -en) [<Latijn syringa <Grieks surigga], 1 nagelstruik, nagelheester [een van de vele betekenissen van ‘nagelbloem’ is sering, het achtervoegsel ‘-struik’ of ‘-heester’ is voor dit gewas toepasselijk, vergelijk ook anjer en hyacint].

Serpens, zie het onderwerpblad sterrenkunde.

serradella (v.) [Portugees], 1 bepaald kruid  »  vogelvoet, vogelpoot.

serre (v.; -s) [Frans, van serrer (sluiten)], 1 glasuitbouw, glasgadem [van gadem = kamer]; 2 broeikas.

serval (m.; -s) [<Portugees lobo cerval (wolf die op herten jaagt)], 1 boskat.

servet (o.; -ten) [<Frans serviette], 1 dwaal (v.; dwalen) [oud woord, verwant met dweil, afgeleid van Middelnederlands dwaen (wassen)].

Sextans, zie het onderwerpblad sterrenkunde.

sextant (m.; -en), 1 zesbooghoekmeter.

sfinx (m.; -en) [<Grieks sphigx], 1 waakleeuw.

shag (m.) [Engels], 1 rookloofhooi, rookhooi [rookloof = tabak].

shampoo (m.; -s) [Engels <Hindi campo], 1 haarwas.

sheet (v.; -s) [Engels], 1 doorschijnvel.

shock (m.; -s) [Engels], 1 schok; 2 zenuwschok.

shovel (m.; -s) [Engels], 1 laadschop, wiellader.

show (m.; -s) [Engels], 1 (in alle betekenissen mogelijk) toog [Middelnederlands woord voor vertoning, afgeleid van het werkwoord togen (vertonen)].

shuttle (m.; -s) [Engels], 1 pluimbal, vederbal; 2 ruimteveer; 3 (als voorvoegsel) pendel-.

signaal (o.; signalen) [<Frans signal], 1 teken; 2 (indien er behoefte is aan een ander woord, zoals in samenstellingen als radiosignaal of televisiesignaal het geval lijkt te zijn) boken [de oorspronkelijke vorm van ‘baken’].

silicaat (o.), zie het onderwerpblad scheikunde.

silicium (o.) [gevormd van Latijn silex (harde steen, vuursteen)], zie het onderwerpblad scheikunde.

single (bn.) [Engels], 1 alleenstaand, gadeloos [het laatste woord is een verouderd woord voor ‘zonder wederpaar, zonder partner’, vergelijk ook partner].

sinologie (v.) [gevormd van Latijn Sinae (Chinezen) <Grieks Sinai + -logia (verhandeling)], 1 chinakunde.

sinologisch (bn.), 1 chinakundig.

sinoloog (m.; sinologen), 1 chinakundige.

sinus (m.) [Latijn sinus ((zee-)boezem), de wiskundige betekenis is een onjuiste vertaling uit het Arabisch], 1 algemeen  »  holte, boezem; 2 wiskundig  »  hoekmaat [in vroegere eeuwen de algemene vertaling voor sinus].

situatie (v.; -s) [<Frans situation], 1 geheel van omstandigheden  »  geleg (o.) [een Middelnederlands woord].

sjogoen (m.; -s) [<Japans shogun], 1 erfmaarschalk.

skateboard (o.; -s) [Engels], 1 schaatsplank, schaatsbred [‘bred’ is het verouderde woord voor plank, vergelijk Hoogduits Brett].

skeeler (m.; -s) [Engels], 1 wielschaats.

skeeleren (onovergankelijk ww.) [<Engels skeeler], 1 wielschaatsen.

skyline (m.; -s) [Engels], 1 kimlijn [van ‘kim’ = horizon].

skyscraper (m.; -s) [Engels], 1 wolkenkrabber.

sliding (m.; -s) [Engels], 1 glijtrap.

slow motion (v.; -s) [Engels], 1 traagbeeld [de ook wel gebruikte vertaling 'vertraagde opname' is onjuist; 'versnelde opname' zou beter zijn, of uiteraard 'vertraagde weergave'].

SMS (m.) [Engels, letterwoord uit short message service], 1 belbriefje.

snack (m.; -s) [Engels, van het Nederlandse snakken (happen)], 1 peuzelhapje [Afrikaans, vergelijk snackbar].

snackbar (m./v.; -s) [Engels], 1 peuzelkroeg [Afrikaans, vergelijk snack].

sociaal (bn.) [<Frans social], 1 betrekking hebbend op de maatschappij  »  maatschappelijk; 2 (van personen) omgankelijk.

socialisme (o.) [Frans, van social], 1 gemeenzin [van gemeen (als zelfstandig naamwoord, 'gemeenschap') en het godsdienstige of staatkundige stromingen vormend achtervoegsel -zin].

socialistisch (bn.), 1 gemeenzinnig.

sociologie (v.) [Frans, in 1830 door Auguste Comte gevormd van Latijn socius (gemeenschappelijk) + Grieks -logia (verhandeling)], 1 maatschappijleer, maatschappijkunde.

sociologisch (bn.), 1 maatschappijkundig.

socioloog (m.; sociologen), 1 maatschappijkundige.

software (m.) [Engels], 1 programmatuur, draaigoed.

solanidine (v.), 1 bepaald alkaloïde (bitterstof) uit de Solanaceae (nachtschade-achtigen)  »  nachtschadebitter.

soldaat (m.; soldaten) [<Frans soldat], 1 heerman [van heer (leger), hetzelfde woord als de Germaanse mansnaam Herman], wijgand [verouderd woord; tegenwoordig deelwoord van wijgen (strijden)].

sonar (m.; -s) [letterwoord uit Engels sound navigation and ranging], 1 techniek voor het met behulp van ultrasone geluiden opsporen van voorwerpen  »  galmpeiling; 2 toestel dat met voornoemde techniek werkt  »  galmpeiler [van galm = echo; vergelijk ook radar].

sonde (v.; -s) [Frans], 1 voorwerp om wonden of lichaamsholten te onderzoeken  »  wondijzer, peilijzer, 2 onbemand ruimtevaartuig dat gebruikt wordt voor onderzoek  »  peilsloep.

sonnet (o.; -ten) [Frans <Italiaans sonetto], 1 klinkdicht.

soort (v. of o.; -en) [<Frans sorte <Latijn sors], 1 gegade (o.) [Middelnederlands].

souterrain (o.; -s) [Frans], 1 onderhuis, ondervertrek.

souvenir (o.; -s) [Frans], 1 aandenken.

space-shuttle (m.; -s) [Engels], 1 ruimteveer.

specerij (v.; -en) [<Frans espeserie], 1 wort [v.; -en. Verouderd woord voor kruid of specerij, bestaat nog in de samenstelling wortel.].

spectrum (o.; spectra) [Latijn], 1 waaier, varuwband, varuwwaaier, varuwgordel [‘varuw’ = kleur].

speech (m.; -es of -en) [Engels], 1 rede, redevoering, toespraak.

speechen (onovergankelijk ww.) [<Engels speech], 1 toespreken, redevoeren.

speleologie (v.) [gevormd van Grieks spèlaion (hol) + -logia (verhandeling)], 1 holenkunde.

speleologisch (bn.), 1 holenkundig.

speleoloog (m.; speleologen), 1 holenkundige.

spiraal (v.; spiralen) [<Latijn], 1 slangtrek [in vroegere eeuwen wel in gebruik als wiskundige vertaling].

spore (v.; -n) [<Grieks spora (het zaaien, zaad)], 1 kiemkorrel.

spreadsheet (m.; -s) [Engels], 1 rekenblad.

squash (o.) [Engels, verkorting van squash rackets, omdat het gespeeld wordt met een zeer zachte bal, van squash (verbrijzelen, pletten)], 1 muurbal [Afrikaans], wandbal.

staatssecretaris (m.; -sen), 1 onderbewindsman, onderbewindsvrouw.

stabiel (bn.) [<Latijn stabilis], 1 standzeker, bestendig, standzaam.

stabilisator (m.; -en) [Latijn], 1 stof die aan een andere stof wordt toegevoegd om de ontleding daarvan tegen te gaan of om het uitvlokken van colloïden te verminderen  »  ontledingsweermiddel, vlokweermiddel.

stabiliseren (overgankelijk werkwoord), 1 verstandzekeren, verstandzamen.

stalactiet (m.; -en) [gevormd van Grieks stalaktos, verleden deelwoord van stalassein ((doen) druppelen)], 1 druipsteenpegel.

stalagmiet (m.; -en) [gevormd van Grieks stalagmos (het gedruppel, druppel)], 1 druipsteenkegel.

stalken (overgankelijk ww.) [<Engels stalk], 1 dwangvolgen.

stalker (m.; -s) [Engels], 1 dwangvolger.

stand-by stand (m.; -en) [van Engels standby], 1 wachtstand.

statica (v.) [Latijn <Grieks statikè technè], 1 weegkunde.

station (o.; -s) [Frans of Engels], 1 plaats van aankomst en vertrek van treinen  »  spoorhof.

statisticus (m.; statistici), 1 getallenkundige.

statistiek (v.) [<Hoogduits Statistik], 1 getallenkunde; 2 (meervoud statistieken) kengetallen.

statistisch (bn.), 1 getallenkundig.

stator (m.; -s) [Latijn], 1 stilstaand onderdeel van een elektrische machine  »  staander.

statuten (mv.), 1 standregels.

stealthfighter (m.; -s) [<Engels stealth fighter], 1 gevechtsvliegtuig dat nagenoeg onzichtbaar is voor radar  »  sluipjager.

steno (o.) [afkorting van stenografie, van Grieks stenos (nauw) + graphein (schrijven)], 1 snelschrift, kortschrift.

stenograaf (m.; stenografen), 1 snelschrijver, kortschrijver.

steppe (v.; -n) [Hoogduits, uiteindelijk uit het Russisch], 1 dorvlakte.

steriel (bn.) [<Frans stérile], 1 onvruchtbaar; 2 kiemvrij.

sterilisatie (v.), 1 onvruchtbaarmaking; 2 kiemvrijmaking.

steriliseren (overgankelijk ww.), 1 onvruchtbaarmaken; 2 kiemvrijmaken.

steriliteit (v.), 1 onvruchtbaarheid; 2 kiemvrijheid.

sternum (o.) [Latijn], 1 borstbeen.

stibium (o.), zie het onderwerpblad scheikunde.

strateeg (m.; strategen) [<Grieks stratègos], 1 veldheer.

strategie (v.; -ën) [<Frans stratégie <Grieks stratègia], 1 veldheerskunde.

stratocumulus (gevormd van Latijn stratus (deken) + cumulus (stapel)], 1 dekenwolk.

stratosfeer (v.) [<Frans stratosphère, van Latijn stratum (deken) + sfeer], 1 dekenzwerk [zwerk is het algemene achtervoegsel voor het aanduiden van lagen van de dampkring].

stratus (m.) [Latijn (deken)], 1 mistwolk.

strontium (o.), zie het onderwerpblad scheikunde.

strychnine (v.), 1 bepaald alkaloïde (bitterstof) uit de Strychnos nux-vomica (braaknoot)  »  braaknootbitter.

student (m.; -en) [<Latijn studens (studerend)], 1 leerling in het hoger onderwijs  »  hoogleerling [gevormd naar hoogleraar = leraar in het hoger onderwijs].

studio (m.; -'s) [Italiaans], 1 ruimte van waaruit uitzendingen plaatshebben  »  zendzaal.

subdirectory (m.; -'s), [Engels], 1 ondermap.

subject (o.; -en) [<Latijn subiectus (onderworpen)], 1 (in alle betekenissen) onderwerp.

subjectief (bn.) [<Frans subjectif], 1 (in alle betekenissen) onderwerpelijk.

sublimatie (v.) [<Frans sublimation of Latijn sublimatio], 1 vervluchtiging.

sublimeren (overgankelijk en onovergankelijk ww.) [<Frans sublimer], 1 het onmiddellijk overgaan in dampfase van een vaste stof, zonder dat hierbij de vloeibare fase ontstaat  »  vervluchtigen; 2 het omgekeerde, het overgaan van een damp in de vaste toestand  »  rijpen.

subsidie (v.; -s) [<Latijn subsidium], 1 betoelaging.

subsidiëren (overgankelijk werkwoord) [<Latijn subsidiare], 1 betoelagen.

substantie (v.; -s) [<Latijn substantia], 1 hoofdzaak; 2 gewezenis [Oudnederlands ‘giwesanussi’].

substantief (o.; substantieven) [<Latijn substantivus], 1 zelfstandig naamwoord, zaakwoord.

succes (o.; -sen) [<Frans succès], 1 goede afloop  »  welslagen; toewensing: succes!  »  veel geluk, slaag wel!; 2 iets dat goed afloopt  »  slaagstuk.

sucrose (v.) [gevormd van Frans sucre (suiker)], 1 rietsuiker.

suffix (o.; -en) [gevormd van Latijn suffixum (aangehecht)], 1 achtervoegsel.

suïcidaal (bn.), 1 zelfmoordneigend.

suïcide (v.) [<Frans suicide], 1 zelfmoord, zelfdoding.

sulfaat (o.), zie het onderwerpblad scheikunde.

surfen (onovergankelijk ww.) [gevormd van Engels surf (branding)], 1 windsurfen  »  plankzeilen, bordzeilen; 2 brandingrijden; 3 (computertaal) webzeilen.

suspensie (v.; -s) [<Frans suspension of Latijn suspensio], 1 fijne verdeling van deeltjes van een vaste stof in een vloeistof of gas  »  zweefoplossing.

syllabe (v.; -n) [Frans <Latijn syllaba <Grieks sullabè], 1 lettergreep  »  staafgreep, boekstaafgreep [zie letter].

symbiose (v.) [<Latijn symbiosis, van Grieks sumbioun (samenleven)], 1 samenleving [reeds bestaande, letterlijke vertaling].

symbolisch (bn.), 1 zinnebeeldig.

symbool (o.; symbolen) [<Frans symbole <Latijn symbolus <Grieks sumbolos], 1 zinnebeeld.

symptoom (o.; symptomen) [<Frans symptôme <Latijn symptoma <Grieks sumptooma (toeval, ongeval)], 1 ziekteteken.

synaps (m.; -en) [<Grieks sunapsis (verbinding)], 1 zenuwschakel.

syndroom (o.; syndromen) [<Grieks sundromè], 1 ziektebeeld.

synoniem (o.; -en) [<Frans synonyme <Latijn synonymus <Grieks sunoonumos], 1 evenwoord.

systeem (o.; systemen) [<Latijn systema <Grieks sustèma], 1 stelsel, gestel.

systematiek (v.) [<Frans systématique], 1 stelselmaat.

systematisch (bn.) [Hoogduits], 1 stelselmatig.

Terug naar BTL Thuisblad Terug naar Inhoudsopgave