ibis (m.; -sen) [Latijn <Grieks ibis <Egyptisch hib], 1 sikkelsnavel [het beest kenmerkt zich door de sterk gekromde snavel].
ideaal (o.; idealen) [<Frans idéal], 1 leestbeeld [van leest = model], doelbeeld.
ideaal (bn.) [<Frans idéal], 1 leestbeeldig [van leest = model], doelbeeldig.
identificeren (overgankelijk ww.) [<Latijn identificare], 1 vereenzelvigen.
identiteit (v.; -en) [<Frans identité], 1 eenzelvigheid.
ideologie (v.) [<Frans idéologie, van idée (denkbeeld)], 1 denkbeeldenleer, denkbeeldenkunde.
iglo (m.; -’s) [<Eskimo idglu (huis)], 1 ijshut, sneeuwstolp.
image, imago (o. of v.; images of imago’s) [Latijn, de eerste vorm via het Engels], 1 beeld in de publieke opinie » gebeeldte [voortzetting van het Oudnederlandse woord ‘gebilithe’, dat in de Wachtendonckse Psalmen wordt gebruikt als vertaling van het Latijnse imago].
immanent (bn.) [Frans, van het Latijnse in (in) + manere (verblijven, wonen), dus letterlijk ‘inwonend’], 1 inwonend.
immigrant (m.; -en) [gevormd naar het voorbeeld van emigrant], 1 inwijkeling.
immigratie (v.) [gevormd naar het voorbeeld van emigratie], 1 inwijking, inverhuizing.
immigreren (ww.) [gevormd naar het voorbeeld van emigreren], 1 inwijken, inverhuizen.
implosie (v.; -s), 1 inploffing.
impressionisme (o.) [Frans, gevormd van Impression (Indruk), de titel van een schilderij van Claude Monet)], 1 indrukskunst.
impressionist (m.; -en), 1 indrukskunstenaar.
incasseren (overgankelijk ww.) [van Italiaans incasso of incassare], 1 innen.
incasso (o.; -'s) [Italiaans], 1 inning.
incident (o.; -en) [Frans], 1 voorval.
incidenteel [<Frans incidentel], 1 (bn.) bijkomstig, ondergeschikt; 2 (bw.) voorvalsgewijs.
inclusief (bw.) [<Frans inclusif], 1 insluitend, ingesloten, inbegrepen.
indigo (o. of m.) [<Spaans índigo <Latijn indicum (o. van Indicus (Indisch)) <Grieks indikon, verkort uit Indikon pharmakon (Indisch geneesmiddel)], 1 bepaalde blauwe kleurstof die vroeger uit wede werd bereid; de kleur van deze kleurstof » wedeblauw; 2 benaming voor de indigoplant, een uitheems kruid dat na wede werd gebruikt voor de bereiding van de kleurstof wedeblauw » walwede [wal- is het zelfde voorvoegsel als in 'walnoot' en betekent 'uitheems'; walwede is dus de 'uitheemse wede', wat echter slechts een gebruiksovereenkomst, geen levenskundige verwantschap aanduidt!].
indium (o.), zie het onderwerpblad scheikunde.
individu (m. of o.; -en) [Frans <Latijn individuum (het ondeelbare)], 1 manhoofd [Middelnederlands voor 'persoon', 'manspersoon'].
individualisme (o.), 1 manhoofdzin [van manhoofd (persoon, individu) + het stromingen vormende achtervoegsel -zin].
individueel (bn.) [<Frans individuel], 1 manhoofdig [Middelnederlands manhoofd (persoon, manspersoon).
Indus, zie het onderwerpblad sterrenkunde.
industrialisatie (v.), vernijverlijking.
industrie (v.; -ën) [Frans <Latijn industria (ijver, werkzaamheid)], 1 nijverheid.
industrieel (bn.) [<Frans industriel], 1 nijverlijk, nijverheidsmatig, nijverheids-; industriële revolutie » nijverheidsomwenteling.
industrieel (m.; industriëlen), 1 nijveraar.
inefficiënt (bn.), 1 ondoelmatig.
inefficiëntie (v.) [<Engels inefficiency], 1 ondoelmatigheid.
inert (bn.) [<Frans inerte], 1 traag; 2 (scheikunde) vuig [het laatste woord is een verouderd, Middelnederlands woord met als betekenissen traag, niet geneigd tot werkzaamheden].
inertie (v.) [Frans], 1 traagheid, (scheikunde) vuigheid [voor het laatste woord zie inert].
infanterie (v.) [Frans <Italiaans infanteria, van Latijn infans (klein kind, vervolgens jonge man)], 1 voetvolk.
infanticide (v.) [Frans, van Latijn infans (kind) + caedere (doden)], 1 kindermoord.
infantiel (bn.) [<Frans infantile], 1 kinderlijk; 2 kinderachtig.
infinitesimaal (m.; infinitesimalen) [van Latijn infinitus (oneindig)], 1 (wiskunde) oneindig klein getal » geringtal.
infix (o.; -en) [<Latijn infixum, verleden deelwoord van infigere (vasthechten)], 1 tussenvoegsel.
informatica (v.), 1 gegevenskunde.
informatie (v.; -s) [<Frans information <Latijn informatio], 1 inlichting; 2 al wat van buitenaf als bericht, als overdracht van kennis of gegeven tot iemand komt » naricht (o.) [een reeds bestaand woord, vergelijkbaar met bericht, vergelijk Hoogduits Nachricht].
infotainment (?) [Engels, samentrekking van information en entertainment], 1 lering en vermaak.
initiatie (v.; -s) [<Frans initiation], 1 inwijding.
initiatief (o.; initiatieven) [<Frans initiative], 1 eerste stap, aanzet tot iets, het zelfstandig beginnen met iets » voordaad; 2 kracht om uit zichzelf iets te beginnen » voordaadkracht; 3 het als eerste een zaak op touw zetten » voortouwneming.
inkjetprinter (m.; -s) [<Engels ink-jet printer], 1 inktspuitdrukker, blakspuitdrukker [zie inkt].
inkt (m.) [<Frans enque <Latijn encaustum (ingebrand)], 1 blak [het Middelnederlandse woord voor inkt, verwant met het Engelse black].
inning (m.; -s) [Engels], 1 slagbeurt.
inscriptie (v.; -s) [<Frans inscription], 1 inschrift, inkerving.
insekt, insect (o.; -en) [<Frans insecte <Latijn insectum, verleden deelwoord van insectare (insnijden), vertalende ontlening aan Grieks entoma], 1 kerfdier.
insekticide, insecticide (o.) [gevormd van insekt + Latijn caedere (doden)], 1 kerfdiervergif.
insider (m.; -s) [Engels], 1 ingewijde.
instinct (o.; -en) [<Latijn , van instinguere (ophitsen, aanvuren)], 1 aandrift.
instinctief (bn.) [<Frans instinctif], 1 aandriftig.
instrument (o.; -en) [Frans], 1 muziekinstrument » speeltuig; 2 gereedschap, toestel of werktuig » alaam (m.; alamen) [een verouderd woord met als betekenissen toestel, instrument, gereedschap e.d.).
instrumentalis (m.; instrumentales) [<Latijn casus instrumentalis], 1 middelnaamval.
intact (bn.) [Frans <Latijn], 1 aallijk [een verouderd woord dat zowel bijwoord (‘geheel en al, volkomen’) als bijvoeglijk naamwoord (‘heel, intact’) kon zijn].
integraal (bn.) [<Frans intégral, van Latijn integer (geheel)], 1 aling [Middelnederlands bn. en bw. (geheel, gans), afgeleid van 'al']; integraalrekening » alingrekening; integraal- en differentiaalrekening » aling- en verschilrekening.
integreren (onovergankelijk werkwoord) [<Frans intégrer], 1 (van buitenlanders) » verinlandsen; 2 (wiskunde) veralingen [zie integraal, de 'aling' ofwel het geheel berekenen].
intellectueel (bn.) [<Frans intellectuel], 1 verstandelijk.
intelligent (bn.) [Frans], 1 verstandig, schrander.
intelligentie (v.; -s) [<Latijn intelligentia], 1 verstandelijk vermogen » verstand; 2 hoog verstandelijk vermogen » schranderheid.
intelligentiequotiënt (o.; -en), 1 verstandsgetal, verstandswerf [voor werf zie quotiënt].
intentie (v.; -s) [<Frans intention], 1 oogmerk, vermeet (o.) [het laatste woord is een reeds bestaand, verouderd woord].
intensive care (v.) [Engels], 1 volzorg, volzorgafdeling.
interactie (v.; -s), 1 wisselwerking.
intercity (m.; -'s) [Engels], 1 ijltrein [intercity's werden ook wel exprestreinen genoemd; ijltrein is dan gevormd naar het voorbeeld van ijlbode (expresse)].
intercom (m.; -s) [Engels, verkort uit intercommunication], 1 huislijn, huisspreker.
interessant (bn.) [<Frans intéressant], 1 belangwekkend.
interesse (v.) [Latijn], 1 belangstelling.
interglaciaal (o.; interglacialen), 1 tussenijstijd.
interieur (o.; -s) [<Frans intérieur], 1 binnenbouw.
interjectie (v.; -s) [<Frans interjection], 1 tussenwerpsel.
intern (bn.) [<Frans interne], 1 inwendig, inner-.
internaat (o.; internaten) [<Frans internat], 1 kostschool, kostleerhuis; 2 een inrichting waar de daar werkende personen ook wonen » kosthuis.
internationaal (bn.) [<Engels international, van Latijn inter (tussen) + natio (natie)], 1 tussen verschillende naties of staten bestaand, overeengekomen of gebruikelijk » wederlands, tussenlands, meerlands, tussenlandelijk, meerlandelijk.
international (m. of v.; -s) [Engels], 1 internationaal sporter » meerlandenspeler, buitenlandspeler.
internet (o.) [Engels], 1 wereldweb.
Interpol (v.) [Frans, van Commission Internationale de Police Criminelle], 1 Wereldwetwacht [zie politie].
interpretabel (bn.) [<Frans interprétable], 1 duidbaar.
interpretatie (v.) [<Frans interprétation], 1 uitleg, uitlegging, duiding.
interpreteren (overgankelijk ww.), 1 duiden, uitleggen.
interraciaal (bn.), 1 tussenrasselijk, meerrasselijk.
interruptie (v.; -s) [<Frans interruption], 1 onderbreking.
interval (o.; -len) [< Latijn intervallum (tussenruimte, afstand], 1 gescheid [Middelnederlands, 'scheiding', 'tussenruimte'].
interventie (v.; -s) [<Frans intervention], 1 tussenkomst.
interview (o.; -s) [Engels <Frans entrevue], 1 vraaggesprek.
intimidatie (v.; -s) [<Frans intimidation], 1 angstaanjaging, vreesaanjaging.
intimideren (ww.) [<Frans ], 1 angstaanjagen, vreesaanjagen.
invalide (bn.) [Frans <Latijn invalidus (krachteloos)], 1 miskwaamd [zie handicap).
invalide (m./v. -n) [Frans <Latijn invalidus (krachteloos)], 1 miskwaamde [zie handicap).
invaliditeit (v.) [<Frans invalidité], 1 miskwaamdheid [zie handicap).
inventaris (m.; -sen) [van Latijn inventarisare (inventariseren)], 1 boedellijst, 2 inboedel, boedel.
inventarisatie (v.; -s), 1 boedelschouw, voorraadschouw [van schouw = inspectie].
inventariseren (overgankelijk werkwoord) [van Latijn inventarisare], 1 boedelschouwen, voorraadschouwen.
ion (o.; -en) [naar het Griekse ioon, tegenwoordig deelwoord van ienai (gaan)], 1 stroomdeeltje.
ionosfeer (v.), 1 stroomdeeltjeszwerk [zwerk is het algemene achtervoegsel voor het aanduiden van lagen van de dampkring].
iridium (o.), zie het onderwerpblad scheikunde.
iris (v.; -sen) [Frans <Grieks], 1 bepaalde bloem » lis, lisbloem; 2 regenboogvlies, varuwvlies [varuw = kleur].
irrigatie (v.) [<Frans irrigation], 1 bevloeiing, bewatering.
irrigeren (overgankelijk ww.) [<Frans irriguer], 1 bevloeien.
isobaar (m.; isobaren) [<Grieks isobarès (van gelijk gewicht), van isos (gelijk) + baros (zwaarte)], 1 lijn die plaatsen met gelijke luchtdruk verbindt » luchtdruklijn.
ivoor (o.) [<Frans ivoire <Latijn ebur], 1 elpenbeen [voor elp zie olifant].