dark room (m.; -s) [Engels], 1 doka.
dashboard (o.; -s) [Engels], 1 wijzerbord, wijzerpaneel.
data (mv.) [Latijn, meervoud van datum (gegeven)], 1 gegevens.
database (v.; -s) [Engels], 1 gegevensbank.
dateren (ww.) [<Frans dater], 1 dagmerken, dagtekenen.
datief (m.; datieven) [<Latijn casus dativus], 1 derde naamval, gevernaamval.
datum (m.; data) [Latijn (gegeven)], 1 dagmerk, dagtekening.
daturine (v.), 1 bepaald alkaloïde (bitterstof) uit de Datura stramonium (doornappel) » doornappelbitter.
dealer (m.; -s) [Engels], 1 handelaar; 2 (in het bijzonder) wagenhandelaar of roesstoffenhandelaar.
debiteur (m.; -en), [<Frans débiteur], 1 schuldenaar.
debuggen (overgankelijk ww.) [<Engels debug], 1 ontluizen.
decaan (m.; decanen) [<Latijn decanus], 1 tienman [letterlijke vertaling].
december (m.; geen meervoud) [<Latijn decem (tien), dus oorspronkelijk de tiende maand], 1 wintermaand.
decentraal (bn.), 1 gedecentraliseerd » laagmachtig.
decentralisatie (v.), 1 machtsspreiding.
decentraliseren (overgankelijk werkwoord), 1 machtsspreiden.
declinatie (v.) [<Latijn declinatio], 1 (taalkunde) verbuiging; 2 (sterrenkunde) evenaarwijdte, evenaarhoogte; 3 (van een kompasnaald) miswijzing.
deëscalatie (v.; -s) [<Engels deescalation], 1 omlaagtreding.
deëscaleren (ww.) [<Engels deescalate], 1 omlaagtreden.
defensie (v.; -s) [<Frans défense of Latijn defensio], 1 (in het algemeen) verdediging; 2 (in het bijzonder) landsverdediging » landhoede, landweer [beide Middelnederlands].
defensief (bn.) [<Frans défensif], 1 verdedigend.
definitie (v.; -s) [<Frans définition], 1 begripsbepaling, bepaling; per definitie » naar bepaling.
definitief (bn.) [<Frans définitif <Latijn definitivus], 1 uiterling [Middelnederlands].
defragmenteren (overgankelijk ww.), 1 (computertaal) ontbrokkelen, inklinken [het laatste werkwoord krijgt er zo een overgankelijke betekenis bij].
degeneratie (v.), 1 ontaarding.
degenereren (onovergankelijk ww.) [<Frans dégénérer], 1 ontaarden.
déjà vu (o.; -'s) [Frans ('reeds gezien')], 1 eerzicht.
deken (m.; -s of -en) [verbastering van decaan <Latijn decanus (tienman)], 1 tiemen [verbastering van ‘tienman’, zoals deken een verbastering van decaan is].
delegeren (overgankelijk werkwoord) [<Frans déléguer], 1 afvaardigen; 2 (met betrekking tot taken, bevoegdheden) neerhevelen.
Delphinus, zie het onderwerpblad sterrenkunde.
demilitarisatie (v.), 1 onthering [van heer (o.) = leger].
demilitariseren (overgankelijk ww.), 1 ontheren [van heer (o.) = leger].
demi-reliëf (o.; -s) [van Frans demi (half) + relief], 1 halfverheffing.
demissionair (bn.) [<Frans démissionaire], 1 aftredend, ontslagnemend.
democraat (m.; democraten), 1 aanhanger of voorstander van democratie » volksmachteling; volksmachtgezinde.
democratie (v.; -ën) [<Frans démocratie <Grieks dèmokratia], 1 staatsvorm waarbij het volk zichzelf regeert » volksmacht; 2 land met voornoemde staatsvorm » volksrijk [vergelijk koninkrijk, land waarin een koning regeert]; 3 gezindheid voor voornoemde staatsvorm » volksmachtzin.
democratisch (bn.), 1 van de aard van een democratie » volksmachtelijk; 2 de democratie voorstaand » volksmachtgezind.
demodulatie (v.), 1 terugrichting [zie modulatie].
demoduleren (overgankelijk ww.), 1 terugrichten [zie moduleren].
demograaf (m.; demografen), 1 bevolkingskundige.
demografie (v.) [gevormd van Grieks dèmos (volk) + graphein (schrijven)], 1 bevolkingsleer, bevolkingskunde.
demografisch (bn.), 1 volksbeschrijvend.
demonstrant (m.; -en), 1 betoger.
demonstratie (v.; -s) [<Frans démonstration], 1 betoging.
demonstreren (onovergankelijk ww.) [<Latijn demonstrare], 1 betogen, aantonen, aanwijzen; 2 betogen.
demotie (v.; -s), 1 tegenovergestelde van promotie, het teruggaan naar een lagere rang » ontvordering.
dendriet (m.; -en) [van Grieks dendron (boom)], 1 zenuwtak.
dendrologie (v.), 1 boomkunde.
deodorant (m.; -en of -s) [gevormd van Latijn de (ont-) + odor (geur)], 1 ontrieker, ontriekingsmiddel.
deposito (o.; -‘s) [Italiaans <Latijn depositum (het neergelegde, terzijdegelegde)], 1 bewaargeving bij een bank tegen rente » opleg [verouderd woord].
depressie (v.; -s) [<Frans dépression], 1 (weerkunde) lage druk, lage-drukgebied; 2 gedrukte gemoedsstemming » neerslachtigheid, inzinking; postnatale depressie » nakraaminzinking.
depressief (bn.) [<Frans dépressif], 1 van de aard van of gekenmerkt door depressie » neerslachtig; 2 depressie veroorzakend » terneerslaand.
deregulering (v.) [<Amerikaans-Engels deregulation], 1 ontregelgeving, regelvermindering.
dermatologie (v.) [gevormd van Grieks derma (huid) + -logia (verhandeling)], 1 huidkunde, huidziektenkunde.
dermatologisch (bn.), 1 huidkundig, huidziektenkundig.
dermatoloog (m.; dermatologen), 1 huidkundige, huidziektenkundige, huidarts.
deserteren (onovergankelijk ww.) [<Frans déserter], 1 heervluchten [heer (o.) = leger].
deserteur (m.; -s) [<Frans déserteur], 1 heervluchter.
desertie (v.; -s), 1 heervlucht.
desillusie (v.; -s) [<Frans désillusion], 1 ontgoocheling.
desinfectans (o.; desinfectantia) [Latijn], 1 ontsmettingsmiddel.
desinfecteren (overgankelijk ww.) [<Frans déesinfecter], 1 ontsmetten.
desinfectie (v.) [<Frans déesinfection], 1 ontsmetting.
desktop (m.; -s) [Engels], 1 werkblad.
diacones (v.; -sen) [vrouwelijke vorm van diaconus (diaken)], 1 ziekenzuster, dienzuster.
diafragma (o.; -’s) [<Grieks diaphragma (middenrif)], 1 (in alle betekenissen) middenrif.
diagnose (v.; -n of -s) [Frans <Grieks diagnoosis], 1 ziekteduiding.
diagonaal (m.; diagonalen) [<Frans diagonal <Latijn diagonalis <Grieks diagoonios], 1 hoeklijn.
diagonaal (bn.), 1 overdwars.
diagram (o.; -men) [<Frans diagramme <Grieks diagramma], 1 tekenbeeld.
diaken (m.; -s) [<Latijn diaconus <Grieks diakonos], 1 wijdienaar [van 'wijden' of 'wij' = heilig].
dialect (o.; -en) [<Frans dialecte <Latijn dialectus <Grieks dialektos], 1 streektaal.
diaspora (v.) [Grieks], 1 verstrooiing.
didactiek (v.) [<Frans didactique <Grieks didaktikos (geleerd)], 1 onderwijskunde.
didactisch (bn.), 1 onderwijskundig.
digitaal (bn.) [<Frans digital <Latijn digitalis (vinger-)], 1 getalmatig.
digitalis (v.) [Latijn (vinger-)], 1 vingerhoedskruid; 2 benaming voor geneesmiddelen bereid uit vingerhoedskruid » vingerhoedskruidheelst [heelst is een mogelijke vertaling voor medicijn].
dimensie (v.; -s) [<Latijn dimensio (afmeting, het meten)], 1 bemating .
dimensioneren (ww.), 1 bematen.
diploma (o.; -'s) [Latijn, letterlijk 'dubbelgevouwen'], 1 kundebewijs, slaagbewijs.
diplomaat (m.; diplomaten) [van diploma = geloofsbrief], 1 buitenlandbode, zendschalk [van schalk, een woord dat vroeger hoge ambtenaren aanduidde; vergelijk maarschalk].
diplomatie (v.) [Frans], zendschalkschap, zendschalkerij.
directory (m.; -'s) [Engels], 1 (computertaal) map, bestandslijst.
dirigent (m.; -en) [<Latijn dirigens (besturend)], 1 maatslager.
discipel (m.; -en) [<Latijn discipulus (leerling), van discere (leren)], 1 wijleerling [van wij- (heilig)].
discipline (v.; -s) [<Latijn disciplina (onderwijs, wetenschap, tucht), van discere (leren)], 1 tucht, gedwing [Middelnederlands]; 2 vakgebied.
discriminatie (v.) [<Frans discrimination of Latijn discriminatio], 1 scheefbejegening.
discrimineren (overgankelijk ww.) [<Frans discriminer], 1 (in het algemeen) onderscheiden; 2 (in het bijzonder) scheefbejegenen.
discussie (v.; -s) [<Frans discussion], 1 redetwist.
discussiëren (onovergankelijk ww.), 1 redetwisten.
disk (m.; -s) [Engels], 1 schijf.
diskette (v.; -s), 1 schijfje, toogschijf [voor toog zie magneet].
diskdrive (v.; -s) [Engels], 1 schijfdraaier.
display (o.; -s) [Engels], 1 leesvenster.
dissonant (m.; -en) [Frans], 1 wanklank.
distantiëren, zich (wederkerend ww.), 1 zich verafstandigen.
distillateur (m.; -s), 1 brander, stoker.
distillatie (v.) [<Frans distillation], 1 overdamping.
distilleren (overgankelijk ww.) [<Frans distiller], 1 overdampen; 2 (in het bijzonder van sterke drank) stoken, branden.
distribueren (overgankelijk ww.) [<Frans distribuer], 1 verdelen.
distributie (v.; -s) [<Frans distribution of Latijn distributio], 1 verdeling.
district (o.; -en) [Frans], 1 espel (o.; -s of -en) [een Middelnederlands woord voor district, oorspronkelijk eedspel, vergelijkbaar met dingspel (zie kanton) en kerspel (zie parochie)]; 2 kieskring.
dividend (o.; -en) [<Frans dividende <Latijn dividendum (dat wat verdeeld moet worden)], 1 winstaandeel [vergelijk tantième].
dodo (m.; -’s) [<Portugees doudo (dwaas)], 1 walgvogel.
doctor (m.; -s of doctoren) [Latijn (leraar)], 1 hooggeleerde.
dogma (o.; -’s of dogmata) [Grieks], 1 geloofswet, 2 geheel van geloofswetten » geloofsleer.
dolfijn (m.; -en) [<Oudfrans dalfin <Latijn dalfinus <Grieks delphis], 1 meerzwijn [Middelnederlands, meer = zee].
domein (o.; -en) [<Frans domaine <Latijn dominicum (wat de heer toebehoort), van dominus (heer)], 1 vroon (o.; vronen) [een reeds bestaand woord met als mogelijke betekenis 'domein'; het woord is eigenlijk de tweede naamval van een oud Germaans woord *vro, dat heer betekende (vergelijk de vrouwelijke vorm hiervan: het woord vrouw), en betekent dus oorspronkelijk letterlijk 'dat van de heer'].
domicilie (o.; -s of domiciliën) [<Latijn domicilium, van domus = huis], 1 woonst [verouderd woord].
dorado (o.; -'s) [<Spaans el dorado (het vergulde (land))], 1 goudland.
Dorado, zie het onderwerpblad sterrenkunde.
dosis (v.; -sen of doses) [Latijn <Grieks dosis (gift)], 1 hoeveelheid, met name van een geneesmiddel » gift.
dossier (o.; -s) [Frans, van dos (rug, achterkant)], 1 zaakmap, zaakbundel.
douche (v.; -s) [Frans <Italiaans doccia], 1 stortbad.
douchekop (m.; -pen), 1 broes (v.; broezen).
douchen (onovergankelijk ww.), 1 stortbaden.
downloaden (overgankelijk werkwoord) [<Engels download], 1 neerladen, afladen.
Draco, zie het onderwerpblad sterrenkunde.
drug (m.; -s) [Engels <Frans drogue], 1 roesstof, roesmiddel.
duel (o.; -s of -len) [Frans], 1 tweestrijd, tweegevecht.
duelleren (onovergankelijk ww.), 1 tweestrijden.
duet (o.; -ten) [<Italiaans duetto, van Latijn duo (twee)], 1 tweezang.
dynamica (v.) [gevormd van Grieks dunamis (kracht)], 1 krachtenleer, krachtenkunde.
dynamo (m;- 's) [Engels, afgeleid van de Duitse technische term Dynamo-Elektrische Maschine; gaat terug op Grieks dunamis (kracht)], 1 krachtspil.
dysenterie (v.) [<Grieks dusenteria], 1 rode loop, rodeloop, bloedzucht.
dysfunctioneel (in de nieuwe spelling verkeerdelijk als ‘disfunctioneel’ geschreven) (bn.), 1 wanwerkend.
dyslexie (v.) [van Grieks dus- (slecht, wan-) + lexis (het spreken)], 1 woordblindheid.